hoogbegaafd werkvloer

Hoogbegaafd talent op de werkvloer

Hoogbegaafden hebben een enorm hoge verwerkingssnelheid, motivatie en creativiteit. De sterkte ervan is heel eigen aan hoogbegaafdheid, zei Mensa Fonds Awardwinnaar prof. dr. Kathleen Venderickx op de Intelligence Day in Gent afgelopen zomer. Hoogbegaafden zien echter zelf niet altijd het potentieel en hun werkgevers weten niet dat zij het in huis hebben.

De presentatie Hoogbegaafd talent op de werkvloer begon met twee anekdotes uit Kathleen Venderickx’ praktijk. Hoogbegaafden Jan en Fien waren beide begin dertig, met een gevarieerd arbeidsverleden achter de rug. Waar Fien stralend vertelde over haar nieuwe baan, praatte Jan vanuit zijn burn-out.

Jan

Jan was achttien maanden eerder begonnen als ICT-specialist bij een tof bedrijf en hij zat vol plannen. Na twee maanden vond hij het niet leuk meer. Jan wist wat het probleem was. De verkoper verkocht meer dan de ICT’ers konden waarmaken, omdat hij hun werk niet begreep. De calculator die er tussen zat snapte sales noch IT en rekende zo strak dat de ICT’ers enorm gestrest raakten. Ondertussen wist niemand wat de klant wilde. Jan had de oplossing: men moest gewoon in elkaars huid kruipen! Op de volgende vergadering vertelde hij iedereen hoe het allemaal beter kon. De reacties waren lauw. Hij werkte er twee maanden en ging mensen vertellen hoe ze hun werk moesten doen? Jan stelde veranderingen voor waarbij hij niemand had betrokken en ze werden om die reden niet geaccepteerd. In vergaderingen daarna legde Jan op alle slakken zout, omdat hij mensen wakker wilde schudden voor de fouten die werden gemaakt. Dat kwam het werkplezier voor niemand ten goede.

Fien

Fien had ook zes, zeven banen gehad en veel frustratie gekend, maar zij pakte de boel nu anders aan. Zij zocht een complexe job binnen het bedrijf waar zij werkte, op het snijvlak van verschillende domeinen. Voor het werk waarvoor zij was aangenomen, had zij maar 50-75 procent van haar tijd nodig. Tien maanden lang draaide ze de resterende 25-50 procent van de uren mee met mensen wiens werk het hare raakte. Het bedrijf leed 500.000 euro verlies per jaar. Fien wachtte tien maanden en gaf toen een presentatie met drie oplossingen, op basis van problemen die zij van collega’s had gehoord. Zij zag de verbinding tussen de verschillende domeinen, had overlegd met mensen en was met oplossingen gekomen waarin iedereen zijn potentieel kon benutten. Het bedrijf is van verlies naar winst gegaan.

Door de hoge verwerkingssnelheid, motivatie en creativiteit van hoogbegaafden liep Jan helemaal vast, terwijl Fien er goed uit kwam.

Embodio’s

Het verschil zit volgens Venderickx in de manier waarop beide omgaan met zogenaamde embodio’s. Dit van oorsprong Griekse woord gebruikt zij om obstakels aan te duiden, die bij iedereen op de weg liggen naar het ontwikkelen van potentieel (zie kader). De manier waarop mensen die obstakels benaderen verschilt per persoon, maar staat niet vast. Wij kunnen onszelf ander gedrag aanleren. Neem bijvoorbeeld ‘communicatie’. Jan zette in tien minuten iedereen op zijn nummer, terwijl Fien gestructureerd communiceerde. Een ander embodio is ‘iets bereiken kost tijd’. Niet alle hoogbegaafden hebben geleerd dat sommige zaken tijd en moeite kosten: als niet voor henzelf, dan wel voor anderen. Niet iedereen doorziet bijvoorbeeld na twee maanden wat er schort aan de organisatie, en gelooft daarom niet dat een ander het wel kan. Jezelf als norm stellen is ook een embodio.

Niet opgeven

Venderickx interviewde succesvolle ondernemers en ook zij botsen tegen deze obstakels op. En ook bij hen kan dat pijn doen. “Het grote verschil zit in hun actie na het botsen. Zij blijven niet hangen in nadenken over de botsing, maar gaan verder met doen. Zij geven niet op, maar gaan door. Zij houden zich niet bezig met de redenen waarom iets niet werkt, maar gaan zoeken naar oplossingen.”

Burn-out en bore-out

De professor vertelde vervolgens over het kwalitatief onderzoek Exentra van de Universiteit Hasselt onder 363 ‛intellectueel getalenteerden’. Tachtig procent ervoer een gat tussen het potentieel dat zij voelen en het potentieel dat zij mogen laten zien op de werkvloer. De gevolgen zijn gevoelens van verveling, demotivatie en frustratie. “Dat zijn blessures,” zei Venderickx, een voormalig topsporter. Van de onderzochten deed 77 procent aan jobhoppen, de helft had last van bore-out, een derde van burn-out. Uit een steekproef onder hun supervisors bleek dat die alleen maar in superlatieven spraken over de inhoud van het werk. Over de omgang met hun getalenteerden waren zij minder te spreken.

Werkgevers zoeken wat HB-ers niet mogen laten zien

Venderickx: “Wij stelden supervisors vier simpele vragen. Wat zij onder hoogbegaafdheid verstonden, of er binnen de onderneming hoogbegaafden werkten, wat volgens hen de voordelen van hoogbegaafdheid waren en de valkuilen. Wij kregen vooral de valkuilen terug en veel minder het potentieel. Dat terwijl elke krant schrijft over krapte op de arbeidsmarkt en schaarste aan talent. Werkgevers zoeken wat hoogbegaafden hebben en wat ze niet mogen laten zien op de werkvloer.” Maar wij mogen ook de hand in eigen boezem steken. “Hoogbegaafden zien hun eigen potentieel ook niet. Zij zijn zich niet bewust van die enorme verwerkingssnelheid, motivatie en creativiteit. Hoogbegaafden weigeren vaak zelf om kansen te pakken.”

Balans

Een manier om potentieel te ontsluiten en blessures te voorkomen is een goede balans in het werk van complexiteit, hoeveelheid en versnelling. Wie meer van hetzelfde krijgt, ervaart een versnelling in het werk. Het positieve effect is echter tijdelijk. Venderickx vergeleek het met jobhoppen uit verveling: een nieuwe omgeving is even leuk, maar daarna is het weer meer van hetzelfde. “Wat doen hoogbegaafden om verveling tegen te gaan? Die zeggen geef mij maar drie projecten en/of ze gaan zeer gedetailleerd werken.” Een stijging in de hoeveelheid werk lijkt de moeilijkheidsgraad te verhogen, maar is vooral vermoeiend. Denk aan het kind dat goed kan rekenen en daarom nog meer dezelfde rekensommetjes mag maken. Wat echt uitdaging geeft zijn opdrachten met een hoge moeilijkheidsgraad vanwege de complexiteit. “Dat motiveert.”

Geld staat nooit in het rijtje

Wat de juiste balans is, verschilt per persoon. Fien, uit het begin van het verhaal, vond het prima om haar werk in de helft van de tijd te doen, zodat ze daarnaast ruimte had voor andere werkzaamheden. “Wat werkt is voor ieder persoonlijk. Daar komt men achter door trial-and-error.” Uit eerdergenoemd kwalitatief onderzoek kwam ook naar voren dat de ondervraagden het meeste energie kregen van werkzaamheden die te maken hebben met opstarten en invoeren. Bij taken rondom optimalisatie en onderhoud daalde de energie sterk. “Een beetje routine is niet erg,” zei Venderickx, “dat is nodig voor rust en herstel. Maar niet alles kan routine zijn.” Andere energievreters waren repetitieve taken, een werkomgeving waarin men sterk de controle wil houden en waar verborgen boodschappen rondzingen. Wat intellectueel getalenteerden wel zoeken in werk is de kans om te mogen leren, zich te specialiseren en te ontwikkelen en de mogelijkheid snel promotie te maken. “Geld staat nooit in dat rijtje,” aldus Venderickx.

Foto: uitreiking Mensa Fonds Award 2019, gemaakt door Ruud Waij


Geplaatst

in

,

door