geheugen intelligentie

Een goed geheugen: voorwaarde voor een hoge intelligentie?

Internet staat vol met afvinklijstjes waarop kenmerken van hoogbegaafdheid worden opgesomd en vrijwel altijd staat daar ook een zeer goed geheugen bij. Maar is het inderdaad zo dat een goed geheugen een voorwaarde is voor een hoge intelligentie? En kun je slimmer worden door je geheugen te trainen? De relatie tussen geheugen en IQ blijkt ingewikkelder in elkaar te zitten dan deze op het eerste gezicht lijkt.

Het menselijk geheugen kunnen we beschouwen als een systeem voor het verwerken van gegevens en bestaat uit een sensorische processor, het kortetermijn- en het langetermijngeheugen. De sensorische processor zorgt ervoor dat we informatie via onze zintuigen kunnen ervaren. Het kortetermijngeheugen zorgt voor het verwerken van de binnengekomen informatie en verbindt deze met eerder opgeslagen kennis. Het langetermijngeheugen zorgt er tenslotte voor dat gegevens worden opgeslagen in het geheugen door ze in categorieën of systemen in te delen.

Grens

Het kortetermijngeheugen wordt de laatste jaren meestal werkgeheugen genoemd. Als je informatie in het werkgeheugen wilt vasthouden zonder die te herhalen lukt dit maar enkele seconden tot een minuut. Er zit ook een grens aan de hoeveelheid informatie die je kunt vasthouden: men schat dat de meeste mensen vier tot vijf items in het geheugen kunnen vasthouden. Dat kan wel uitgebreid worden door items te combineren. Wanneer je bijvoorbeeld een telefoonnummer van tien cijfers wilt onthouden lukt dit beter wanneer je groepjes van cijfers maakt en die als heel getal onthoudt, bijvoorbeeld door één, twee en drie te onthouden als honderddrieëntwintig.

Model

Tegenwoordig wordt meestal het model van Baddeley en Hitch gebruikt om het werkgeheugen te beschrijven. In dit model bestaat het werkgeheugen uit een centrale regelfunctie, de central executive, die de activiteit van de andere componenten regelt en waar aandacht een belangrijke rol in speelt. De andere componenten zijn de fonologische lus, waarmee je auditieve informatie kunt vasthouden door die zachtjes in jezelf te herhalen, het visuospatiële notitieblok, waarmee je visuele en ruimtelijke informatie kunt vasthouden en de episodische buffer, die de informatie uit de verschillende onderdelen tot een geheel maakt en ook verbindingen maakt met eerdere kennis.

Gekristalliseerd en vloeibaar

Omdat het geheugen een belangrijk onderdeel lijkt te zijn van onze intelligentie, is er veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen geheugen en intelligentie. Om die relatie beter te kunnen begrijpen, moeten we eerst iets meer weten over intelligentie. Er is veel controverse over wat intelligentie nu eigenlijk is, uit welke factoren intelligentie bestaat en hoe deze het beste gemeten kunnen worden. Een verdeling die vaak gebruikt wordt en voor het eerst werd voorgesteld in 1977 door Cattell, is die van crystallized (‘gekristalliseerde’) en fluid (‘vloeibare’) intelligentie. Gekristalliseerde intelligentie is de intelligentie die te maken heeft met kennis en eerder opgedane ervaringen, terwijl het bij vloeibare intelligentie gaat om abstract redeneren en het oplossen van nieuwe problemen, los van eerder geleerde kennis. Deze twee soorten intelligentie zijn echter ook afhankelijk van elkaar en beïnvloeden elkaar. Het gebruik van vloeibare intelligentie zorgt er bijvoorbeeld voor dat iemand handige oplossingsstrategieën kan bedenken voor een bepaald soort probleem om deze vervolgens in zijn langetermijngeheugen op te slaan, zodat ze deel kunnen gaan uitmaken van zijn gekristalliseerde intelligentie. Deze oplossingen kunnen dan later weer gebruikt worden wanneer zich een gelijksoortig probleem voordoet.

Identiek of niet?

Het lijkt daarom misschien voor de hand te liggen dat gekristalliseerde intelligentie te maken heeft met een goed langetermijngeheugen en vloeibare intelligentie met het (korte termijn) werkgeheugen. Dit laatste lijkt inderdaad zo te zijn, al ligt het wat ingewikkelder dan je in eerste instantie zou denken. In 1990 verscheen een artikel van Kyllonen en Cristal, waarin zij een onderzoek beschreven over de gegevens van een grote groep rekruten van de Amerikaanse luchtmacht waarbij allerlei tests afgenomen werden. Wanneer de scores op die tests onderling vergeleken werden bleek er een zeer hoge correlatie te zijn tussen de scores op werkgeheugen en die op redeneren. Zo hoog dat Kyllonen en Cristal zich afvroegen of werkgeheugencapaciteit en redeneren misschien zelfs (vrijwel) identiek zijn. In latere onderzoeken werd de relatie tussen werkgeheugen en redeneren steeds bevestigd, maar was het verband lang niet altijd zo sterk. Ackerman, Beier en Boyle bekeken in 2005 een groot deel van deze onderzoeken opnieuw en moesten concluderen dat er zeker een samenhang is tussen werkgeheugen en vloeibare intelligentie, maar niet genoeg om te beweren dat het om één en dezelfde eigenschap gaat.

De ene test is de andere niet

De samenhang tussen werkgeheugen en intelligentie bleek namelijk vooral ook af te hangen van de tests die gebruikt werden om werkgeheugen en redeneren te meten. Zo vonden Duncan et al. (2012) bijvoorbeeld dat intelligentie meer samenhangt met werkgeheugentaken met ingewikkelde instructies dan met minder ingewikkelde taken zoals het onthouden van cijfers of objecten. Volgens de onderzoekers zou die samenhang te maken kunnen hebben met een algemeen vermogen van intelligente mensen om een soort ‘controleprogramma’ op te stellen, waarmee ze de taak die ze aan het doen zijn kunnen regelen. Bij een werkgeheugentaak waarbij cijfers in omgekeerde volgorde herhaald moeten worden is bijvoorbeeld, naast de fonologische lus waarmee de cijfers onthouden moeten worden, ook een algemene controle belangrijk die de aandacht richt op de cijfers bij het luisteren en vervolgens op het nazeggen van de correcte cijfers. Het zou dus niet het werkgeheugen zelf zijn dat de hoogte van de vloeibare intelligentie bepaalt, maar een meer algemene goed ontwikkelde taakcontrole.

Ook de timing van taken lijkt een rol te spelen bij het verband tussen werkgeheugen en vloeibare intelligentie. Adam Chuderski deed verschillende onderzoeken waarbij proefpersonen redeneertests moesten maken in de helft van de tijd die er normaal voor staat. Onder deze grote tijdsdruk bleek de kwaliteit van het werkgeheugen de prestaties op de test volledig te verklaren. Als mensen echter ruim de tijd kregen om de test te maken werd nog maar 38% van de intelligentie verklaard door het werkgeheugen. Als tests worden afgenomen met een grote tijdsdruk zou dit er dus toe kunnen leiden dat de intelligentie van mensen met een minder goed werkgeheugen onderschat wordt.

Langetermijngeheugen

Er is veel minder onderzoek te vinden naar de rol van het langetermijngeheugen bij onze intelligentie. David Martinez lijkt één van de weinige onderzoekers te zijn die zich hiermee hebben beziggehouden. In een recent onderzoek analyseerde Martinez het verband tussen de verschillende soorten geheugen en de gekristalliseerde en vloeibare intelligentie. De gebruikte gegevens zijn afkomstig van een onderzoek naar het leren van gebarentaal en er werden daarom bij enkele onderdelen iets andere tests gebruikt dan gewoonlijk. Het langetermijngeheugen werd bijvoorbeeld gemeten door te kijken hoe goed de proefpersonen de gebaren voor verschillende woorden konden leren.

Omgekeerd verband

Ook in dit onderzoek wordt weer bevestigd dat werkgeheugen belangrijk is voor intelligentie. Ook het langetermijngeheugen blijkt echter een rol te spelen, zowel bij de gekristalliseerde als de vloeibare intelligentie. Gekristalliseerde intelligentie wordt in het algemeen wel minder beïnvloed door geheugenfactoren; omgevingsfactoren en iemands persoonlijke interesse zijn hierbij ook erg belangrijk. Verder is het niet helemaal duidelijk hoe de relatie tussen langetermijngeheugen en de twee soorten intelligenties precies in elkaar steekt. Proefpersonen kregen bijvoorbeeld de opdracht om vooral veel gebruik te maken van handige strategieën om de betekenissen van gebaren te onthouden. Misschien zijn mensen met een hoge vloeibare intelligentie wel veel beter in het bedenken van zulke strategieën en kunnen ze daarom de gebaren beter onthouden, in plaats van andersom. Uit de analyse blijkt in ieder geval dat het verband tussen het langetermijngeheugen en de gekristalliseerde intelligentie lijkt te worden veroorzaakt door een verschil in vloeibare intelligentie. Ook wat betreft de vloeibare intelligentie denkt Martinez dat het verband met het langetermijngeheugen net zo goed omgekeerd zou kunnen zijn: slim strategiegebruik zorgt er juist voor dat je meer informatie kunt opslaan in het langetermijngeheugen.

Brain training

Wanneer we kijken naar de grote hoeveelheid onderzoek die gedaan is naar de relatie tussen geheugen en IQ, lijkt vooral het werkgeheugen een grote rol te spelen bij de hoogte van onze intelligentie. Een interessante vraag is dan of het mogelijk is om slimmer te worden door je werkgeheugen te trainen. Dit lijkt helaas te mooi om waar te zijn. In de afgelopen jaren is er een hele industrie ontstaan in apps en games die ontworpen zijn om het brein te oefenen, vaak vooral gebaseerd op werkgeheugentraining. De makers van deze games beweren dat het spelen van deze spellen na een periode oefenen het werkgeheugen zal verbeteren en dat hiermee ook het functioneren van de hersenen op zich beter zal worden. Wanneer dit soort claims onderzocht worden, blijkt het vaak zo te zijn dat mensen inderdaad beter worden in de spelletjes die ze geoefend hebben, maar dat deze grotere vaardigheid niet kan worden toegepast in andere situaties.

Kladblaadje

Een minder goed werkgeheugen kan een behoorlijke handicap zijn, en komt vaak voor bij mensen met leerproblemen zoals dyslexie en stoornissen als ADHD, ook als ze daarnaast hoogbegaafd zijn. Wat dan kan werken is zo veel mogelijk zaken opschrijven en schema’s maken. Zo helpt een kladblaadje bij het rekenen om het werkgeheugen te ontlasten, zodat je ingewikkelde berekeningen kunt doen waarbij je uit het hoofd de draad kwijt zou raken. In een blog op de website van de Scientific American beschrijft Scott Kaufman een onderzoek waarbij mensen veel beter konden redeneren nadat ze geleerd hadden om een probleem te tekenen als schema. Ook bleek dat een test waarbij mensen logisch moesten redeneren met behulp van stellingen veel beter verliep als de stellingen op een scherm zichtbaar bleven dan wanneer ze alleen mondeling uitgelegd werden. Als het werkgeheugen op deze manier ontlast wordt blijft er meer denkkracht over voor het oplossen van problemen.

Meer lezen over intelligentie

www.wikipedia.org
www.scientificamerican.com
Ackerman, P.L., Beier, M.E., & Boyle, M.O. (2005). Working Memory and Intelligence: The Same or Different Constructs?
Duncan, J., Schramm, M., Thompson, R. & Dumontheil, I. (2012). Task rules, working memory, and fluid intelligence.
Martinez, D. (2019). Immediate and Long-term Memory and Their Relation to Crystallized and Fluid Intelligence.


Geplaatst

in

,

door